Grondige rechterlijke hervorming: de Nederlandse ervaring

Bert Maan, voormalige raadsheer, Nederland _ Woensdag, 2 december 2015

Het debat om de rechterlijke hervorming in Oekraïne lijkt heel erg op wat er in Nederland meer dan 50 jaar geleden zich heeft afgespeeld. Toen lanceerde de staat, met de actieve deelname van de maatschappij, een fundamentele rechterlijke hervorming, waarvan wij de resultaten tot vandaag de dag gebruiken. Toenemende wantrouw tegen de bestaande staatsbestuurswijze was het teken van de jaren 1960. De onvrede viel uit in demonstraties en protestacties, onder andere door studenten uitgevoerd tegen de oorlog in Vietnam (bijvoorbeeld, voor 1968 droeg de Tilburgse universiteit zelfs kortstondig de naam van Karl Marx).

Ook het rechterlijke systeem ontkwam niet aan de harde kritiek van de maatschappij. Het was duidelijk dat het behoud daarvan niet meer mogelijk was, maar niemand wist hoe de hervormingen aangepakt moesten worden.

In eerste instantie werd, door een reeks interviews en raadplegingen, onderzocht welke verwachtingen de maatschappij had. Het rapport over de resultaten van het onderzoek, “Gedachten over de Toekomst van de Rechtspleging,” werd in 1972 uitgebracht.

Het rapport gaf de meningen van juristen, academici, vakbonden, banken, verzekeraars en journalisten weer. Die meningen kwamen uiteraard niet altijd overeen, maar dienden als de basis voor de aanpak van de revisie van het rechterlijke systeem.

Het belangrijkste was dat het liet zien wat degenen die te maken hadden met rechters en rechtspleging, ofwel de “gebruikers” van het rechterlijke systeem, verwachtten.

De brede discussie leidde ertoe dat het rechterlijke systeem niet meer als het “Ding an sich,” maar als gereedschap om de maatschappij te dienen, werd beschouwd.

De verwachtingen van de maatschappij leidden tot veranderingen in de organisatie van het rechterlijke systeem, zoals toegankelijkheid, competentie, ervaring, reactiviteit en nauwkeurigheid bij het beoordelen van zaken.

Maar, aldus de Belgische romanschrijver Willem Elsschot, tussen droom en daad staan er altijd wetten en praktische obstakels. De vraag was: wat precies gedaan zou moeten worden, en hoe. Het volgende antwoord kwam op de eerste plaats: een rechter moet welwillend zijn en maximaal te hulp schieten waar het mogelijk is.

In de praktijk, betekent “vriendelijke benadering” op zich niets. Maar volgens de onderzochte rechters, moet men vragen stellen om de waarheid te achterhalen en tegelijkertijd de “vriendelijke aanpak” behouden.

Als gevolg daarvan is de organisatiestructuur ook veranderd: in plaats van 74 rechtbanken (met vier ressorten) werd het systeem vervangen door 19 arrondissementen (alle straf-, civiele, bestuurlijke en administratieve zaken worden bij een algemene rechtbank in eerste aanleg behandeld), 5 gerechtshoven voor het behandelen van civiele en strafzaken, 3 gerechtshoven voor administratieve zaken en de Hoge Raad der Nederlanden, een cassatierechter.

Uiteraard was het proces tijdrovend en nam 30 jaar in beslag, vanaf 1972 tot 2002. Daarom is het allereerst noodzakelijk een eenvoudige vraag te beantwoorden: zijn jullie klaar voor fundamentele transformaties zoals deze?

De volgende stap is duidelijke criteria voor het toekomstige rechterlijke systeem te formuleren. Alle geïnteresseerde partijen moeten hun oordeel geven: rechters en aanklagers, academici en politici, inclusief vertegenwoordigers van de rechterlijke macht.

Het kan ook zo gebeuren dat enkele leiders in het rechtsstelsel (bijvoorbeeld, presidenten van hoven) de richting voor volgende stappen zullen bepalen, parlementsleden kunnen deze richting ondersteunen.

Telkens wanneer er een omstreden kwestie ontstaat, moeten wij de volgende vraag beantwoorden: komt het met het al afgesproken gezamenlijke doel overeen?

Bovendien, jarenlang heeft zowel de rechterlijke macht (in Nederland) als haar leiders hun vermogen tot verbetering van gerecht laten zien, inclusief de verbetering van efficiënte beheersing van rechtspreken. Met andere woorden, de rechterlijke macht was bereid alle verantwoordelijkheid voor het rechtswezen op zich te nemen. Haar leiders toonden aan niet hun eigen belang te verdedigen, maar elke actie vanuit het perspectief van het gezamenlijke doel te overwegen.

Zulke principes kwamen voornamelijk niet uit de Hoge Raad der Nederlanden voort, want zijn functie bestond uit het garanderen van uniforme rechtspleging. Beheersingsaspecten zijn overgelaten aan presidenten van hoven, die traditioneel de hoofdrol spelen bij het fungeren van het rechtswezen.

Het invoeren van rechterlijke beheerders/managers (met bestuurlijke ervaring, alhoewel juridische opleiding niet per se noodzakelijk was) heeft een erg belangrijke rol gespeeld, want deze ondersteunden de rechters het systeem stabiel te houden. Hun taken omvatten ook het budgetteren voor elke rechtbank.

Ze waren dus kennelijk geïnteresseerd in het juist functioneren van rechtbanken als organisaties. Met andere woorden, volgens een Nederlands spreekwoord, waar een wil is, is een weg.

Men kon met zekerheid stellen dat mits de maatschappij en de rechterlijke macht een wil voor hervormingen laten zien en hun enthousiasme daarover tonen, zal het altijd resultaten opleveren!

Oekraïne kan dezelfde route volgen: een doel zetten dat brede steun zal krijgen en zich voorbereiden op een langdurig proces.

Volg deze grote weg, en beoordeel alle wensen en belangen vanuit een breder perspectief: leiden zij tot een beter, onafhankelijk rechtssysteem dat ten behoeve van de gehele maatschappij zal functioneren?

Auteur: Bert Maan,

Voormalige raadsheer Gerechtshof Amsterdam

Delen:

facebooktwittergoogle_pluslinkedinmail

Plaats een reactie